Geschiedenis van de kaars

Geschiedenis van de kaars

De woorden “kaars” en “candle” komen van oorsprong uit het Latijn. Het Nederlandse woord “kaars” is namelijk afgeleid van het Latijnse “charta” (vertaling voor papyrus, vroege vorm van papier) en Engelse woord “candle” komt van het Latijnse werkwoord “candere”, dat schitteren of flakkeren betekent. Het moge duidelijk zijn: de kaars is een bevinding die al een tijdje langer door de mens wordt gebruikt dan vandaag de dag. Hoe lang bestaat de kaars eigenlijk al en hoe is de kaars, in de vorm zoals we die allemaal kennen, ontstaan? In dit artikel kom je daar achter!

Voor de tijd dat gas en elektriciteit in vrijwel elk huishouden de bron werden voor de energie, waren het vooral kaarsen die de enige bron van licht vormden in een huis. Ook al is het tegenwoordig niet langer noodzakelijk, kiezen veel mensen er nu nog steeds voor om kaarsen te gebruiken. Niet alleen kunnen kaarsen leuk zijn als onderdeel van je decoratie, ook hebben kaarsen een bijzondere aanlokkelijkheid. Kaarsen kunnen zorgen dat er in je kamer een totaal andere sfeer ontstaat. Met hun betoverende vlammenspel en schoonheid kunnen kaarsen een hypnotiserend effect hebben op de aanschouwer.

Kaars in het oude Egypte

De geschiedenis van de kaars gaat terug naar de oude Egyptenaren, die al rond 3000 v. Chr. gebruik maakten van kaarsen. De kaarsen van de oude Egyptenaren komen echter weinig overeen met de kaarsen van nu, ondanks het feit dat kaarsen tegenwoordig in allerlei vormen en maten komen. De eerste kaarsen in het oude Egypte waren meer een soort brandende fakkels. Deze kaarsen werden gemaakt door een soort rietplant, namelijk biezen, in talk (een soort dierlijk vet) te dopen. Als dit werd aangestoken zorgde dit voor een fel licht, maar verspreidde dat tegelijkertijd wel een zwarte rook en een vreselijke stank.

 

 

 

Kaars in de Romeinse tijd

Een belangrijk onderdeel van de kaars, zoals wij die kennen in zijn huidige vorm, is de kaarsenpit. De kaarsenpit is het metalen voetje aan de onderkant van een kaars, waar de lont (die door de kaars heen gaat) aan is vastgemaakt. De eerste kaarsen die kaarsenpitten hadden werden ontwikkeld door de Romeinen, ondanks het feit dat de Romeinen in die tijd ook al talkfakkels gebruikten. Deze eerste kaarsen met kaarsenpitten kwamen met name voor in tempels en op andere plaatsen waar mensen of goden werden vereerd. Deze kaarsen werden in de Romeinse tijd ook wel gebruikt binnen het huishouden, maar dan vooral door de wat rijkere bevolkingslaag.

 

 

 

 

De Middeleeuwse kaars

Omdat de vroegere kaarsen, die van talk werden gemaakt, rokerig en scherp van geur waren en ook nog eens slecht brandden, maakte de kaars in de Middeleeuwen een grote progressie mee toen men kaarsen begon te maken van (bijen)was. Kaarsen die gemaakt waren van was brandden niet alleen rustig, maar lieten ook geen vreemde geuren achter in een ruimte. Echter, omdat het produceren van deze kaarsen in het begin zeer veel arbeid vergde, werden de eerste waskaarsen veel te duur voor de normale bevolking en konden alleen de rijken deze kaarsen betalen.

Pas op het moment dat er halverwege de negentiende eeuw stearine werd ontwikkeld, raakte er in de productie van kaarsen een andere techniek in gebruik, die als resultaat had dat er geurvrije kaarsen kwamen die langer brandden. Stearine is een vet en een kleur-, geur-, en smaakloze chemische samenstelling, dat van oorsprong werd gemaakt van gezuiverd rundvet. Stearine is het tweede belangrijkste bestanddeel bij de productie van kaarsen. Samen met paraffine (een uit aardoliefracties en bruinkoolteer vergregen mengsel) maakt stearine de kaars harder en gladder.